8. Schrijven: Helder betoog & herzien eerste versie
8.1 Betoog
Als je anderen wilt overtuigen van jouw standpunt, formuleer je een (wetenschappelijk) betoog. Een betoog is een verdediging van een standpunt door middel van argumenten. Een standpunt is een mening die ter discussie staat. Argumenten geef je om de juistheid of wenselijkheid van wat je hebt beweerd te onderbouwen, met als doel anderen te overtuigen. Een redenering is een aaneenschakeling van beweringen met een logische samenhang. In een betoog wordt een redeneerlijn lineair uitgerold waarbij de gedachtegang stap voor stap uiteen wordt gezet.
Onderstaand stuk over betoogvoering is voor een deel gebaseerd op Koetsenruijter, Willem en Pauline Slot. Hoe schrijf ik een betoog. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers, 2013.
Wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk betoog
Een wetenschappelijk onderzoek en een wetenschappelijk betoog zijn beide gericht op de ontwikkeling van het vakgebied en hebben beide:
-
een inleiding met aanleiding, doelstelling, belang, eventueel geschiedenis van het onderzoek/de discussie, theoretisch kader
-
wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijk taalgebruik
-
conclusie
-
noten en literatuurlijst volgens de opgegeven referentiestijl
Wat is dan het verschil tussen een wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk betoog? Grofweg gesteld gaat het om de onderstaande tegenstellingen:
wetenschappelijk onderzoek wetenschappelijk betoog
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Doel vraag beantwoorden/probleem oplossen overtuigen
Inhoud beantwoording van de vraagstelling argumentering van het standpunt
Structuur op basis van hoofd- en deelvragen op basis van argumenten
Conclusie antwoord op vraagstelling verdediging van het standpunt
Van jou wordt verwacht dat jouw scriptie zowel degelijk onderzoek betreft als een goed opgebouwd betoog. Hoe is dat te verenigen? Je begint met (voor)onderzoek en schrijft een onderzoeksvoorstel. Door middel van de keuzes van de case studies, het theoretisch kader en de methode van onderzoek positioneer je jezelf in het onderzoeksveld. In de Inleiding betoog je, op basis van argumenten, waarom je deze keuzes hebt gemaakt. Het betoog in de Conclusie is in feite jouw verdediging van een standpunt door middel van de belangrijkste argumenten die voort zijn gekomen uit de deelonderzoeken in de hoofdstukken. Het betoogkarakter van de hoofdstukken zit in de redeneerlijn die lineair wordt uitgerold waarbij de gedachtegang (= jouw deelonderzoek) stap voor stap uiteen wordt gezet. De beoordeling van jouw scriptie betreft zowel de kwaliteit van het onderzoek als de transparante opbouw van het betoog.
Dialectisch
Een betoog kan retorisch of dialectisch van aard zijn. In een retorisch betoog is het doel om te ‘winnen’ en worden alle denkbare verbale middelen in gezet, desnoods verbale slimmigheidjes, listen of trucs; oftewel drogredenen. Een wetenschappelijk betoog is echter dialectisch van aard. Bij een dergelijk betoog gaat het om de discussie waarbij argumenten de doorslag geven. In een mondelinge discussie hebben partijen elkaar in het ideale geval aan het eind overtuigd op inhoudelijke gronden en zijn het dus eens geworden. Bij een schriftelijk betoog beoordeelt de peer reviewer hoe overtuigend het betoog is. Deze vorm van betoog, zeg maar dialoog, brengt de gedachtenvorming telkens een stap verder. Een betoog is dan een zet in een wetenschappelijk debat.
Standpunt
Een standpunt is de start van een betoog of debat. Bij een wetenschappelijk onderzoek, zoals bovenstaand werd toegelicht, is een standpunt vaak de uitkomst van een beargumenteerd schriftelijk betoog. Een goed standpunt:
-
is niet te algemeen
-
strekt niet te ver
Algemeenheden zijn vaak vaag en daardoor moeilijk met argumenten te onderbouwen. Bovendien zijn ze meestal niet interessant. Formuleer jouw standpunt daarom gepreciseerd.
Als de strekking of reikwijdte van een standpunt heel ruim is, wordt de bewijslast te groot. Er hoeft dan maar één uitzondering gevonden te worden om het standpunt onderuit te halen. Als je zegt dat alle Nederlanders iets vinden, dan hoeft er maar één Nederlander gevonden te worden die er anders over denkt en het standpunt is weerlegd. Een goed standpunt is daarom zodanig ingeperkt dat het goed te onderbouwen of onderbouwd is met argumenten. Je zou dus kunnen zeggen dat de meeste Nederlanders iets vinden.
Andere soorten standpunten:
De argumentatieleer kent verder de volgende typen standpunten:
-
feitelijk: ze gaan om zaken die in principe objectief kunnen worden vastgesteld
-
waarderend: ze gaan om subjectieve oordelen
-
sturend: ze bepleiten een handeling
Deze standpunten worden onder andere gebruikt in de journalistiek. Omdat je als student Geesteswetenschappen meestal meer beschouwend/kritisch-analytisch onderzoek zult doen, gebruiken wij het standpunt in de betekenis van een beargumenteerde conclusie van een wetenschappelijk betoog en onderzoek. De feitelijke, waarderende en sturende standpunten met hun bijbehorende type argumenten zijn hier daarom verder buiten beschouwing gelaten.
Argumentatieschema
Een argumentatie of redenering bestaat uit drie delen:
-
standpunt
-
expliciet argument
-
verbindende uitspraak, vaak impliciet, ook wel ‘verzwegen argument’ genoemd.
Er zijn vijf soorten verbindende uitspraken, op basis van:
-
eigenschap
-
vergelijking
-
oorzaak
-
feitelijk waarneembaar gevolg
-
gewenst of ongewenst gevolg
Als je jouw eigen redenering of die van een ander toetst, kijk dan niet alleen naar het expliciete argument maar zoek ook naar de verbindende uitspraak en kijk of die de toets van de kritiek kan doorstaan. Het verzwegen argument is vaak een algemene uitspraak die in veel gevallen opgaat, maar die geen garanties biedt. Alleen als beide argumenten kloppen, is het standpunt deugdelijk onderbouwd.
Je vindt de verbindende uitspraak met behulp van een argumentatieschema:
-
benoem standpunt en argument
-
plaats argument en standpunt in de volgende zin: “als (argument), dan (standpunt)”
-
veralgemeniseer deze zin en je hebt het verborgen argument gevonden.
Elk van de vijf verbindende uitspraken heeft zijn eigen argumentatieschema, afgeleid van stap 2. Stap 2 wordt dan respectievelijk:
-
(argument) is een eigenschap van (standpunt)
-
wat voor (argument) geldt, is vergelijkbaar met wat voor (standpunt) geldt
-
als (argument), dan leidt dat tot (standpunt)
-
als (argument/gevolg), dan (standpunt/oorzaak)
-
als (argument) het (on)gewenste gevolg is, dan (standpunt)
Als één argument wordt gebruikt, is sprake van enkelvoudige argumentatie.
Argumentatiestructuur
Meestal is één argument niet genoeg of verlangt een argument nadere onderbouwing. Er is dan sprake van meervoudige argumentatie.
Argumenten die andere argumenten ondersteunen, zijn onderschikkend. Met elkaar vormen ze een keten. Deze sub-argumenten worden verticaal geplaatst onder het argument dat zij ondersteunen. Elk sub-argument heeft ook weer een verzwegen argument dat kritische toetsing moet kunnen doorstaan.
Schematisch:
Standpunt
↑
Argument 1
↑
Argument 1.1
Als je meerdere verschillende argumenten nodig hebt, is het verband tussen de argumenten horizontaal. Alle hoofdargumenten hebben dezelfde functie en hiërarchie: ze ondersteunen het standpunt. Dit heet meervoudige argumentatie.
Schematisch:
Standpunt
↑ ↑ ↑
Argument 1 Argument 2 Argument 3
Elk van de hoofdargumenten kan worden ondersteund door onderschikkende argumenten.
Een bijzondere vorm van meervoudige argumentatie is de nevenschikkende argumentatie: hiervan is sprake als twee (of meer) argumenten onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Twee deelargumenten vormen samen een argument en samen ondersteunen ze het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht want ze zijn van elkaar afhankelijk.
Schematisch:
Standpunt
↑
Argument 1.a —↑— Argument 1.b
De schematische weergave van meervoudige argumentatie is een argumentatiestructuur. Voor jouw betoog kun je deze structuren uitbreiden en combineren in één samengestelde structuur, zodat je het overzicht houdt over het geheel van de argumentatie. Zet pijlen in het schema om het onderlinge verband van de argumenten te laten zien. Controleer of de volgorde van argumenten klopt in jouw argumentatiestructuur door middel van de want-dus-proef: een lijn naar boven (van argument naar standpunt) moet je kunnen vervangen door ‘dus’, een lijn naar beneden (van standpunt naar argument) door ‘want’. Een organisatiestructuur dwingt je om expliciet te maken hoe de verbanden liggen en logisch te ordenen. Je kunt een argumentatiestructuur op papier maken maar er is ook software beschikbaar om mooie argumentatiestructuren te maken.
Nog één opmerking over het ‘verzwegen’ argument: deze verbindende uitspraak wordt doorgaans niet opgenomen in de argumentatiestructuur. Alleen als je een argument van een ondersteuning wilt voorzien, dan is het wel nodig om dat te doen.
Zoeken van argumenten
Argumenten kun je op allerlei manieren vinden: door bronnen te bestuderen, internet af te zoeken, experts te raadplegen of een mindmap te maken.
Je zou ook kunnen kijken naar de vijf typen argumentatie: eigenschap, vergelijking, oorzaak, feitelijk gevolg en (on)gewenst gevolg. Misschien kun je een ander type argumentatie toevoegen aan de argumentatie die je al hebt.
De genoemde manieren om argumenten te vinden kun je combineren met argumentatiestructuren: eerst probeer je zoveel mogelijk ideeën te vergaren (divergeren) om die ideeën daarna te clusteren tot logisch samenhangende brokken met behulp van argumentatiestructuren (convergeren) (zie Creativiteit in Jaar 2).
Selecteren van argumenten
Je hebt nu een heleboel argumenten verzameld en geordend. Nu moet je ze nog selecteren want een tekst wordt niet altijd overtuigend als je alles volledig opneemt. Enkele vuistregels zijn:
-
Gebruik een beperkt aantal van jouw sterkste argumenten die jouw betoog het beste ondersteunen. In het algemeen geldt dat bondigheid belangrijk is dus houd het overzichtelijk. Dit geldt zowel voor de horizontale als de verticale argumenten.
-
Geef jouw sterkste argumenten aan het begin. Dit wekt de verwachting dat de rest van het betoog ook van hoge kwaliteit is.
-
Kies die argumenten die het beste passen bij de setting waarin je schrijft: met een reikwijdte die is gericht op het standpunt waar je uit wilt komen en die past bij de lezersgroep.
Tegenargumenten
Wees je bewust van tegenargumenten. Je kunt je voorbereiden op tegenwerpingen tegen jouw argumenten door hierop te anticiperen. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door verschillende visies tegenover elkaar te zetten en duidelijk te maken waarom jij voor jouw onderzoek voor bepaalde opvattingen hebt gekozen.
Het succesvol weerleggen van de argumenten van de ander ontslaat je niet van de plicht aan te tonen dat jouw eigen standpunt wel klopt.
Als tegenwerpingen mogelijk zijn tegen jouw argumenten dan wil dat nog niet zeggen dat je ongelijk hebt: dat wordt bepaald door de weging van het totaal van de argumentatie van jou en de ander.
Schrijven van het betoog
Je hebt nu het karkas van jouw betoog. Het moet nu nog uitgeschreven worden. Bij een wetenschappelijk betoog gelden in principe dezelfde vereisten als voor een andere wetenschappelijke tekst. Op deze website is daarover al van alles aan bod geweest (zie Betoog Jaar 1, Schrijfstijl Jaar 2, Betoog Jaar 2, Literatuur in Argumentatie Jaar 2).
Ter aanvulling daarop, specifiek voor een wetenschappelijk betoog, hieronder nog de volgende tips:
-
zet jouw standpunt in de letterlijke betekenis van jouw positionering in het onderzoeksveld aan het begin en herhaal dat in het slot
-
geef hoofdargumenten een eigen hoofdstuk, paragraaf of alinea, afhankelijk van de lengte en/of complexiteit van jouw betoog
-
behandel sub-argumenten in de volgorde waarin ze in de argumentatiestructuur staan
-
gebruik verbale ‘wegwijzers’ of indicatoren voor standpunten (bijvoorbeeld “ik ben van mening dat …”) en argumentatie (bijvoorbeeld “dat blijkt uit …” voor sub-argumenten en bijvoorbeeld “ten eerste, ten tweede, tot slot …” voor meervoudige argumentatie). Goede verbale wegwijzers voor nevenschikking zijn er niet. Je kunt wel de nevenschikkende argumenten samen in één alinea zetten en bijvoorbeeld expliciet aangeven dat “juist deze twee verschijnselen samen maken dat …”. (zie Jaar 1 Tips voor het Nederlands)
-
zorg dat neutrale informatie en argumentatie duidelijk zijn gescheiden en aangeduid als informatie of argumentatie. Geef de functie aan van het informatieve gedeelte.
Tot slot: In het Engels betekent an argument vaak een redenering, een betoog of een argumentatie. Een argument dat je aan empirisch onderzoek ontleent noem je in het Engels vaak evidence.
Drogredenen
Drogredenen zijn retorische technieken of ‘trucs’ die worden gebruikt in retorische betogen. Daarover zijn boekenkasten vol geschreven. Ze horen echter in de inhoudelijke discussie van het dialectische wetenschappelijke betoog niet thuis. Ze helpen immers niet om een verschil van mening op te lossen. Daarom wordt er op deze website niet nader ingegaan op drogredenen.
8.2 Herzien eerste versie
Als je feedback hebt ontvangen op de eerste versie van jouw eindwerkstuk, ga je die verwerken. Let daarbij op de hieronder genoemde aspecten.
Revisie vs. redactie vs. correctie
Wees je ervan bewust dat tekstrevisie, -redactie en -correctie drie verschillende handelingen zijn. Iedere handeling vindt plaats op een ander moment in het schrijfproces:
• revisie: inhoud & structuur
• redactie: schrijfstijl, te lange zinnen
• tekstcorrectie: spelfouten, grammaticale missers, slechte interpunctie
TIP: Begin met de revisie van inhoud en structuur. Maak eerst een lijst van structurele adviezen. Wanneer dit klaar is, begin je pas aan de redactie. Wacht met de tekstcorrectie tot de laatste fase voorafgaand aan het inleveren van teksten.
Om te beginnen:
• Is je tekst af? Slaap er een nachtje over
• Verplaats jezelf in de lezer
• Maak een print-out
De verwerking van de feedback op jouw eerste versie is opgenomen in jouw planning. Afhankelijk van de omvang van de benodigde verbeterwerkzaamheden, kan het raadzaam zijn een aparte planning te maken ten behoeve van het herzien van de eerste versie.
Revisie
Wat pak je aan?
-
Onderzoeksvraag / probleemstelling
Een zwakke stelling herhaalt een algemene mening of beweert wat niet onderzocht kan worden.
-
Inhoud
Zijn alle relevante concepten uitgelegd?
Kloppen de feiten?
Zijn je argumenten onderbouwd?
Genoeg detail? Genoeg voorbeelden?
Weerleg tegenargumenten
Bij een overschot aan materiaal of woorden zul je moeten schrappen of stukken tekst moeten verplaatsen.
Dat doe je:
Op klein niveau door e.e.a. naar een noot te verplaatsen, mits dit het argument of de lijn in het lopende verhaal niet verstoort.
Let wel: een tekst moet begrijpelijk en volledig zijn ook zonder het lezen van de noten.
Op groter niveau door een bijlage te maken waarin je het interessante materiaal herbergt.
Voor bijlagen geldt hetzelfde als voor noten: de lijn van het onderzoek moet overeind blijven ook als de lezer bijlagen en noten overslaat.
Op nog groter niveau door in de inleiding te vermelden wat je hebt moeten weggooien.
Om het overschot aan materiaal te kunnen schiften moet je weten wat het belangrijkste is. Vraag jezelf dus af: wat zijn de belangrijkste wapenfeiten geworden van mijn onderzoek? Alle voorbeelden, casestudies, quotes, feitelijke informatie, etc. die je opneemt in je tekst, moeten bijdragen aan de belangrijkste wapenfeiten van jouw onderzoek.
-
Structuur. Strategieën om de structuur te verbeteren zijn:
- Reverse outline: dit is een manier om de structuur achteraf zichtbaar te maken (zie Jaar 2 Betoog). Je doet dit door:
a) elke alinea samen te vatten in een keyword of een korte zin,
b) deze kernzinnen op te schrijven als inhoudsopgave (outline),
c) te controleren of die een logisch geheel vormt en of dit overeenkomt met het structuurschema en/of de argumentatiestructuur.
- Hardop uitspreken: vind een vriend of schrijftutor, leg jouw stelling met argumenten dan wel vraagstelling met antwoorden mondeling uit, noteer hoe je die uitlegt, noteer de gestelde vragen, vergelijk met jouw tekstplan.
TIP: neem het gesprek op.
-
Tekstcohesie
-
Maak verbanden tussen alinea’s duidelijker met signaal- en verwijswoorden .
TIP: Voorkom dat je steeds dezelfde signaalwoorden gebruikt (“Bovendien”, “Ook”…).
-
Herschik alinea’s om verbanden duidelijker te maken
TIP: Lees je tekst hard op. Je hoort waar het niet goed loopt.
Redactie en correctie
Zie Jaar 1 Tips voor het Nederlands